Habermas en de Theorie van het Communicatieve Handelen

 Verschenen in: Spanning, juni 2009.


In 1981 verschenen beide delen van Theorie des kommunikativen Handelns, het 1100 pagina’s tellende meesterwerk van de Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas. Al snel stond het boek – vanwege kleur, omvang en moeilijkheidsgraad – bekend als “het blauwe monster”. Habermas maakt de reputatie van Duitse filosofen (degelijk maar diepzinnig tot op het duistere af) meer dan waar. Wie doorbijt wordt echter beloond met een weids theoretisch perspectief waarin de ontwikkeling van moderne Westerse samenlevingen op een verrassende en kritische wijze inzichtelijk wordt.


Weerbaarheid tegen totalitarisme

Habermas, geboren in 1928, groeit op in Gummersbach bij Düsseldorf. De schokkende ervaringen met het Nazisme hebben een diepgaande invloed op hem. In interviews geeft hij aan dat het streven om mensen weerbaar te maken tegen totalitaire ideologieën de belangrijkste drijfveer achter zijn werk vormt – werk waarvoor hij in 2005 de Holbergprijs krijgt (een soort alternatieve Nobelprijs). Habermas is enige tijd uit de intellectuele mode geweest. De opkomst van fundamentalistische ideologieën en het groeiende belang van nieuwe communicatie-technologieën (zoals internet en mobiele telefonie) lijken zijn theorie weer belangrijk te maken.


De Kritische Theorie van de Frankfurter Schule

Als filosoof en socioloog staat Habermas binnen de traditie van de Kritische Theorie van de Frankfurter Schule, het sociologisch onderzoeksinstituut dat in 1923 werd opgericht. De eerste denkers van dat instituut – waarvan Max Horkheimer, Theodor Adorno en Herbert Marcuse de bekendste zijn – waren neo-Marxisten. In tegenstelling tot de hoofdstroming binnen het Marxisme kenden zij aan culturele en intellectuele bewegingen een zekere zelfstandigheid toe ten opzichte van de economische “onderbouw”. Deze zelfstandigheid van wat zij (in navolging van Hegel) de Rede noemden, moest hen in staat stellen om met kritische distantie en reflectie te kijken naar de onredelijke verhoudingen in kapitalistische samenlevingen. Toch hielden ook Horkheimer, Adorno en Marcuse nog vast aan de Marxistische overtuiging dat uiteindelijk de arbeidersklasse – uiteraard bijgestaan door de Kritische Theorie – het kapitalisme zou omverwerpen om een socialistische samenleving te vestigen. Zo zou het proletariaat de onvermijdelijke “mars van de Rede door de geschiedenis” voltooien.


De impasse van de vroege Kritische Theorie

Habermas, die tot de tweede generatie binnen de Kritische Theorie behoort, bouwde deels voort op de ideeën van zijn voorgangers, maar heeft zijn eigen theorie vooral ontwikkeld door zich tegen hen af te zetten. Dat was nodig, omdat de Kritische Theorie geleidelijk in een diepe crisis terechtkwam. Na 1930 bezweken grote delen van de West-Europese en zeker het Duitse volk voor de verleidingen van het fascisme. Het vertrouwen in het proletariaat als de historische belichaming van de Rede bleek weinig meer te zijn dan een filosofisch luchtkasteel. Het socialistische optimisme, dat de vroege Kritische Theorie nog kenmerkte, sloeg om in pessimisme.


De ‘ijzeren kooi’ van de vooruitgang

Te meer daar de “mars van de Rede door de geschiedenis” niet synoniem leek te zijn met toenemende vrijheid en sociale emancipatie. In navolging van de socioloog Max Weber zagen Horkheimer en Adorno de rationele vooruitgang van Westerse samenlevingen sinds de Verlichting steeds meer als een proces waarin alles wel efficiënter werd, maar niet menselijker. Volgens hen betekende rationalisering dat mensen – dankzij economie, wetenschap en technologie – over steeds meer instrumenten beschikken om hun doelen te bereiken. Maar wélke doelen het dan waard zijn om te bereiken? Daarover bleek deze moderne, instrumentele rationaliteit niets te zeggen. Of beter gezegd: de economische en technologische middelen waren zelf het doel geworden van de rationalisering van moderne samenlevingen. Niet alleen in het Stalinistisch communisme, maar ook in de kapitalistische democratieën van het Westen waren arbeiders gevangen in een rationeel systeem (een “ijzeren kooi” aldus Weber) beheerst door economische en bureaucratische doelmatigheid. De Rede, waarop de Kritische Theorie haar hoop op een betere samenleving had gebaseerd, en die ooit door de revolutionaire arbeidersklasse werd belichaamd, deze Rede was zelf verworden tot een instrument van onderdrukking. Het pessimisme was compleet. In plaats van theorievorming voor de politieke praktijk van het socialisme te bedrijven, trok de Kritische Theorie – in het bijzonder Adorno – zich terug in verbitterde bespiegelingen over kunst als laatste bron van individueel verzet tegen een onpersoonlijk systeem.


Van instrumentele naar communicatieve rationaliteit

Habermas besefte dat een kritische maatschappijtheorie, die in passief-makend pessimisme uitmondt, wel wat frisse lucht kan gebruiken. Begin jaren ‘60 begint hij daarom aan het project om de Kritische Theorie van een nieuw fundament te voorzien. Dit megaproject leidt in 1981 tot Theorie des kommunikativen Handelns. Habermas laat zien waar het bij Horkheimer, Adorno c.s. spaak loopt: bij hun opvatting van de Rede. Die is volgens Habermas te eenzijdig gericht op de instrumentele rationaliteit van economie, wetenschap en technologie. Ook het Marxisme gaat uit van instrumentele rationaliteit door theorievorming op te vatten als middel voor de arbeidersstrijd. Uitgaande van zo’n eenzijdig begrip van rationaliteit kan het inderdaad lijken alsof de rationele vooruitgang in moderne samenlevingen niets meer is dan een beklemmend proces waarin menselijke waarden worden opgeofferd aan kille efficiency. Maar, zegt Habermas, naast de instrumentele vorm bestaat er ook een communicatieve vorm van rationaliteit. Instrumentele rationaliteit is gericht op het zo goed mogelijk beheersen ván iets of iemand anders (het subject/object-model), maar communicatieve rationaliteit is gericht op het bereiken van rationele overeenstemming (consensus) mét anderen (het subject/subject-model). Uitgaande van communicatieve rationaliteit is een theorie niet zozeer rationeel omdat zij ‘nuttig’ is in de praktijk, maar omdat zij kan rekenen op de instemming van alle betrokken discussiepartners.


Leefwereld en systeem

Volgens Habermas is de communicatieve rationaliteit een wezenlijk onderdeel van wat hij de “leefwereld” noemt: de alledaagse cultuur waarin mensen opgroeien, samenleven en nieuwe gedeelde betekenissen en waarden voortbrengen. De “leefwereld” staat in het werk van Habermas tegenover het “systeem” van instrumentele rationaliteit, zoals belichaamd door economie, technologie en wetenschap. Met de “kolonisering van de leefwereld” bedoelt hij de tendens van het “systeem” om steeds meer aspecten van het alledaagse leven te beheersen. Deze tendens hangt volgens hem nauw samen met de gerichtheid van het kapitalisme op economische groei en uitbreiding van het marktmechanisme tot het publieke domein.


Gebruikmakend van een verbluffende hoeveelheid wetenschappelijke en filosofische inzichten – van linguïstiek en sociologie tot en met argumentatieleer en taalfilosofie – laat Habermas zien hoe het idee van communicatieve rationaliteit uitgebouwd kan worden tot een kritische maatschappijtheorie die uitzicht geeft op sociale emancipatie. Daarbij zijn vooral twee ideeën van belang.


De ontwikkeling van publiek debat en democratie

Ten eerste betoogt Habermas, in tegenstelling tot Horkheimer en Adorno, dat de rationalisering van moderne samenlevingen niet louter een proces van toenemende instrumentalisering is geweest. De vooruitgang bestond er volgens Habermas veeleer uit dat de instrumentele en communicatieve vormen van rationaliteit steeds duidelijker van elkaar onderscheiden werden en verschillende gebieden van het leven aangewezen kregen. Dit betekende enerzijds dat sommige gebieden, zoals economie en wetenschap, volledig in de ban kwamen van de instrumentele rationaliteit. Maar het betekende ook dat de communicatieve rationaliteit haar eigen ruimte kreeg, vooral het publieke debat en de democratie, waar de instrumentele “systemen” in principe niets te zeggen hebben. In deze communicatieve ruimte moeten mensen de discussie voeren over hun gezamenlijke waarden en doelen, die vervolgens met behulp van instrumentele rationaliteit gerealiseerd kunnen worden. Natuurlijk weet ook Habermas, zoals zijn idee van de kolonisering van de leefwereld al aangeeft, dat de communicatieve ruimte maar al te vaak door de instrumentele systemen overheerst wordt. Ook in het politieke debat zijn argumenten gebaseerd op economische efficiency immers schering en inslag (vooral het neoliberalisme heeft daar een handje van). Maar, zegt Habermas, doordat de communicatieve en instrumentele vormen van rationaliteit in principe van elkaar zijn gescheiden, is sociale actie tegen dit “kolonialisme van het systeem” altijd mogelijk.


Van arbeidersstrijd naar communicatief handelen

Deze mogelijkheid tot sociale actie hangt nauw samen met het tweede idee waarmee Habermas de communicatieve vorm van rationaliteit uitbreidt tot een kritische maatschappijtheorie. Habermas benadrukt dat communicatie tussen mensen een moreel geladen fenomeen is: de politieke idealen van vrijheid en democratie zitten in de communicatieve rationaliteit ingebakken. Communicatie is immers gericht op wederzijds begrip of verstaan. En om jezelf voor anderen verstaanbaar te maken, moet je bereid zijn om wat je zegt met redenen te omkleden – redenen die door anderen ter discussie gesteld kunnen worden. Communicatie moet daarom volgens Habermas “machtsvrij” zijn: niet verstoord door ongelijke machtsverhoudingen die tot oneerlijke discussies leiden. Ook hier geldt: natuurlijk weet Habermas dat “machtsvrije communicatie” in de praktijk tamelijk zeldzaam is. Er zijn tal van machtsverhoudingen (tussen werknemer en werkgever, tussen bestuurder en burger, tussen arts en patiënt etc.) die de communicatie verstoren. Maar, zegt Habermas, dat doet niets af aan de geldigheid van het democratische ideaal dat door elke vorm van communicatie tussen mensen verondersteld wordt. Dat ideaal geeft mensen juist een gegronde reden om te protesteren tegen de machthebbers en te ijveren voor democratischer verhoudingen. Het is dit “communicatieve handelen” dat volgens Habermas tot een betere, rationelere wereld moet leiden. Voor hem is de “mars van de Rede door de geschiedenis” niets anders dan de graduele ontplooiing van communicatieve rationaliteit in alle facetten van de samenleving, waarbij niet alleen de arbeidersklasse, maar álle mensen betrokken zijn.


Habermas en communicatie-technologie

Velen hebben opgemerkt dat de ontwikkeling van internet en mobiele telefonie een interessante illustratie vormen bij de theorie van Habermas. Deze technologieën bieden immers een enorme verbreding van de communicatieve ruimte. Zeker door internet is het politieke debat een stuk levendiger en toegankelijker geworden. Toch is het maar de vraag in hoeverre de ICT-revolutie ook een “communicatieve revolutie” à la Habermas genoemd mag worden. In het licht van het onderscheid tussen communicatieve en instrumentele rationaliteit is de ICT-revolutie een zeer ambivalent fenomeen. Tonen deze technologieën dat de communicatieve rationaliteit nu ook in het instrumentele domein steeds meer voet aan de grond krijgt? Of tonen zij juist omgekeerd een voortgaande kolonisering van de leefwereld, zodat de communicatieve ruimte verder ingekapseld wordt door de instrumentele rationaliteit van technologie, wetenschap en economie?


Habermas zelf heeft aangegeven bang te zijn dat communicatie door de nieuwe technologieën steeds afstandelijker en dus onpersoonlijker wordt, zodat de morele lading van communicatie steeds minder mensen aanspreekt. Ook maakt ICT het makkelijker voor overheden en bedrijven om hun burgers/consumenten te controleren en te manipuleren. Adorno’s angst voor de volledig “rationeel beheerste” samenleving lijkt nu niet eens zo gek meer. Ook speelt hier de Marxistische kwestie van het bezit van de productiemiddelen. Communicatie speelt immers een cruciale rol in de zogenaamde kenniseconomie. Of de communicatiemiddelen in handen zijn van het publiek of van kapitalisten is dan een vraag die Habermas niet onberoerd zou mogen laten. Het is echter vaker opgemerkt dat Habermas met dergelijke vragen niet goed raad weet, omdat hij de Marxistische benadering van de vroege Kritische Theorie min of meer aan de kant heeft gezet. Zo bezien lijkt de ICT-revolutie een Marxistische herziening van Habermas’ theorie van het communicatieve handelen noodzakelijk te maken.


Enkele fragmenten uit deel twee van Theorie des kommunikativen Handelns


Met dit onderzoek wil ik een theorie van het communicatieve handelen introduceren die de normatieve grondslagen van een kritische maatschappijtheorie verheldert. De theorie van het communicatieve handelen moet een alternatief bieden voor de onhoudbaar geworden geschiedenisfilosofie [namelijk het Marxisme – red.] waaraan de oudere Kritische Theorie nog gebonden was... Met het concept van een communicatieve rationaliteit, wortelend in taalgebruik gericht op het bereiken van wederzijds begrip, verwacht de maatschappijtheorie van de filosofie dat zij haar systematische taken weer opneemt (pp.583-4).


Een theorie van de kapitalistische modernisering, die met behulp van een theorie van het communicatieve handelen uitgewerkt wordt, volgt echter in andere opzichten wel het Marxiaanse voorbeeld... Zij is kritisch over de werkelijkheid van ontwikkelde maatschappijen voorzover zij niet ten volle gebruikmaken van het leervermogen dat hen cultureel ter beschikking staat, maar zich overgeven aan een ongecontroleerde groei van complexiteit. Zoals wij hebben gezien legt deze als een natuurkracht toenemende complexiteit van het systeem beslag op niet hernieuwbare hulpbronnen – zij rolt niet alleen traditionele levensvormen op, maar valt ook de communicatieve infrastructuur van grotendeels gerationaliseerde levenswerelden aan (pp.549-50).


Het feit dat het klassenconflict (dat de kapitalistische maatschappijen in hun ontstaan gevormd heeft) in de sociale verzorgingsstaten van massademocratieën geïnstitutionaliseerd is en daarmee gepacificeerd, betekent niet dat protest-mogelijkheden überhaupt zijn uitgebannen. Maar de protest-mogelijkheden ontstaan nu langs andere conflictlijnen, namelijk daar waar zij te verwachten zijn als de stelling van de kolonisering van de leefwereld klopt... De conflicten ontbranden niet langer op het vlak van de materiële reproductie [dwz. de economie – red.]; zij worden niet meer gekanaliseerd door partijen en organisaties en kunnen ook niet meer door compensaties binnen het systeem tot rust gebracht worden. De nieuwe conflicten ontstaan eerder op het vlak van culturele reproductie, sociale integratie en socialisering. Ze worden uitgevochten in niet-institutionele, in ieder geval buitenparlementaire vormen van protest. De ten grondslag liggende problemen weerspiegelen een verdingelijking van communicatief gestructureerd handelingsdomeinen... (p.576).


Jürgen Habermas, Theorie des kommunikativen Handelns – Band 1 Handlungsrationalität und gesellschaftliche Rationalisierung – Band 2 Zur Kritik der funktionalistischen Vernunft. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1981.





No comments:

Post a Comment