Hoe de aarde te bewonen? (Tips voor uitwonenden)


Hoe de aarde te bewonen? Dat is hét centrale vraagstuk van onze tijd, om meerdere redenen. De belangrijkste, overkoepelende reden is dat we het bewonen als zodanig zijn verleerd. Eigenlijk zijn we in de loop van een paar honderd jaar tijd – eerst in het Westen, maar door globalisering geleidelijk ook in de rest van de wereld – van bewonen naar uitwonen gegaan. In het dubbelzinnige feit dat we “uitwonend” zijn geworden, schuilt echter ook een zekere hoop. Want wie uitwonend is, kan altijd weer naar huis terugkeren. Ook al wonen we de aarde uit, we kunnen altijd weer thuiskomen op aarde, de aarde als okois, dwz. als huis.


De aarde als gebruikplek

We wonen de aarde uit, zoals junkies een kraakpand uitwonen. Een toepasselijke metafoor, want zijn wij als laat-moderne consumenten niet ook verslaafden? Dwz. slachtoffers van de verslavende, destructieve consumptiepatronen die het neoliberale kapitalisme ons opdringt? Van fossiele brandstoffen tot vlees, van suiker tot tabak (en het nieuwste wapen van de tabaksindustrie: vapen), van alcohol tot gokken, van gamen tot online porno, van de gelegaliseerde drugs van Big Pharma tot de algoritmisch gegenereerde informatiebubbels van Big Tech – we laten ons massaal en ‘uit vrije wil’ vergiftigen door het geglobaliseerde grootkapitaal, dat de wijze les van de drugsdealer ter harte heeft genomen: De beste klant is een verslaafde klant! Deze klant komt namelijk steeds terug voor steeds meer, en is bereid daarvoor steeds harder te werken en zich steeds dieper in de schulden te steken, om steeds meer te consumeren – tot hij of zij er dood bij neervalt. 


En daarbij vergiftigen en vernietigen we niet alleen onszelf, maar ook onze omgeving, ook de aarde en ook al het leven op aarde – van de dieren in de bio-industrie tot alle uitgestorven en met uitsterving bedreigde dier- en plantensoorten in de ‘wilde’ natuur. Een natuur die steeds minder wild is, want steeds meer beheerd, en die ook steeds meer terrein moet afstaan aan de oprukkende kapitalistische ‘beschaving’.


Zoals junkies een leegstaand pand intrekken om er, beschut tegen kou en regen, te gebruiken, te slapen, te eten, hun behoefte te doen en verder niets – zo gebruiken wij de aarde als plek om te gebruiken (‘te consumeren’), ons afval te dumpen en verder niets. Junkies hebben dan nog dit voordeel dat ze, zodra hun gebruikplek volledig is uitgewoond en onleefbaar is geworden, gemakkelijk als sprinkhanen verder kunnen trekken naar een volgend leegstaand pand, etc. Net zolang tot de dood erop volgt of de afkickkliniek een ander leven mogelijk maakt. 


Maar als mensheid hebben wij die luxe niet – zoals klimaatactivisten zeggen: Er is geen planeet B. Wij kunnen niet, zodra de aarde is uitgewoond, naar andere planeten trekken, als een soort kosmische sprinkhanenplaag, om steeds weer elders onze destructieve consumentistische lifestyle voort te zetten. Wij zitten ‘vast’ aan de aarde, ook al willen raketlancerende en ruimtereizende miljardairs als Bezos, Musk en Branson ons anders doen geloven. Zij zijn rijk genoeg om zich de lifestyle van uitwonende consumptie-sprinkhanen te kunnen veroorloven, maar voor de overige 99,999 procent van de mensheid is die luxe niet weggelegd. Gelukkig maar.


De moderne mens als “uitwonende”

We bewonen de aarde niet meer, we zijn “uitwonend” geworden – een term met een toepasselijke dubbelzinnigheid. “Uitwonend zijn” betekent in de volksmond immers: tijdelijk niet thuis wonen, extern ondergebracht zijn, elders leven, ergens in de kost zijn – zoals een student in een studentenhuis, een arbeidsmigrant in een woonkazerne of een handelsreiziger bij een hospita. En zoals met name de studenten weten, valt “uitwonend zijn” in deze betekenis heel vaak samen met “uitwonend zijn” in die andere betekenis: feestend de boel uitwonen, verwaarlozen, niet schoonmaken, de afwas niet doen maar opstapelen in de gootsteen, totdat de muizen over het aanrecht krioelen. De relatie tussen deze twee betekenissen van “uitwonend zijn” is natuurlijk geen verrassing, zelfs niet voor ongestudeerden. Wie uitwonend is, is immers toch niet thuis! Wat kan het schelen als de boel dan naar de klote gaat? Uitwonend zijn nodigt vanzelf uit tot uitwonen. 


Dat wij de aarde niet meer bewonen maar uitwonen, betekent dan ook dat de aarde niet langer ons thuis is: we zijn uitwonenden geworden, elders levenden, vreemde kostgangers, extern geplaatsten, permanente vakantievierders. Dat is natuurlijk een paradox: als we niet meer op de aarde leven, waar leven we dan? Het antwoord is simpel: we leven in onze huizen en winkelcentra, onze scholen en universiteiten, onze kantoren en fabrieken, onze auto’s en cruiseschepen, onze pretparken en all-inclusive vakantieresorts. Tezamen vormen al deze ruimtes, zoals de Duitse filosoof Peter Sloterdijk zegt, de bevoorrechte “binnenwereld van het kapitaal” oftewel de “comfortbroeikas”, waarvan het armste deel van de wereldbevolking is buitengesloten. Natuurlijk staan al deze structuren, gebouwen en ruimtes (met of zonder fysiek dak) óp de aarde, maar dat is bijzaak: ze hadden net zo goed op Mars kunnen staan of enig andere planeet. 


Inderdaad, ze hadden net zo goed als ruimteschepen door de kille, lege ruimte van het heelal kunnen zweven. Zolang onze binnenruimtes maar voldoen aan onze consumentistische wensen, kan de buitenruimte ons gestolen worden. Toevallig staan onze binnenruimtes op de aarde, maar in de geest zijn we al ruimtereizigers, wiens ruimteschepen tijdelijk op de aarde geparkeerd staan. We zijn aardse astronauten geworden. Lichamelijk zijn we nog wel op de aarde, maar geestelijk hebben we al afscheid genomen. We zijn “uitwonenden” geworden, in de dubbele betekenis van het woord. Wat dat betreft zijn wannabe astronaut-miljardairs als Bezos, Musk en Branson niet meer maar ook niet minder dan de avant-garde van de laat-moderne mensheid als geheel, in de ban van de kosmisch-consumentistische sprinkhanen-mentaliteit. Zelfs het armste deel van de wereldbevolking, dat de facto van de kapitalistische binnenwereld is uitgesloten, zit daar naar de geest toch al in, voorzover men de vastbesloten wens koestert om aan de westerse welvaart deel te nemen, hetzij door immigratie, hetzij door lokale economische ontwikkeling naar westers model. 


De globalisering van het kristalpaleis 

In Sloterdijks denken over de kapitalistische binnenwereld speelt het Londense Crystal Palace, dat onderdak bood aan de Wereldtentoonstelling van 1851, een illustratieve rol. Als hét symbool van de economische en technologische vooruitgang van 19de-eeuws Europa wees het Crystal Palace vooruit naar het “uitwonend-zijn” van de mondiale mensheid in de 21ste eeuw (Kristalpaleis, 184). Ontworpen door een Engelse warenhuisarchitect en geheel opgetrokken uit gietijzer en glas, was het Crystal Palace destijds de grootste binnenruimte van de wereld (vier keer groter dan de Sint-Pieter te Rome). Voor de verblufte bezoekers, die zich in deze expositieruimte (annex mega-markthal, annex botanische binnentuin) al flanerend konden vergapen aan de laatste technologische snufjes, gold het Crystal Palace als een wonder van de techniek. Met een kunstmatig binnenklimaat, gereguleerd door een complex systeem van duizenden beweegbare luchtkleppen en een centrale verwarming aangedreven door 27 stoomketels, was het letterlijk een broeikas waarin zelfs enkele monumentale bomen groeiden. 


Het was een buitenwereld die tevens binnen was, omspannen door een kapitalistische “technosfeer”. Naast een fysieke broeikas was het ook een intermenselijke broeikas, waar men zich “geborgen en toch ongeremd” voelde, aldus een van de bezoekers destijds – oftewel een ideale plek om mensen te ontmoeten en sociale relaties aan te knopen. Zo socialiseerde het Crystal Palace zijn bezoekers tot geïntegreerde consumenten van de kapitalistische comfortbroeikas (Sferen III, 239-240). Precies het type mens dat nu de megawinkelcentra en all-inclusive vakantieresorts bevolkt.


Voor Sloterdijk is de kapitalistische globalisering dan ook in essentie het project om heel de wereld in één groot kristalpaleis te veranderen, om heel de aardbol te overkappen met een – zo niet reëel, dan toch denkbeeldig – glazen dak (Kristalpaleis, 209). Globalisering is “het optrekken van een wereldomspannend glazen huis” waarin steeds grotere delen van de wereldbevolking kunnen genieten van de consumentistische lifestyle (Sferen I, 21). Daarin ligt voor Sloterdijk uiteindelijk de profetische betekenis van het Crystal Palace: het wees vooruit “naar een [...] populair kapitalisme [...] waarbij niets minder op het spel stond dan de alomvattende opname van de buitenwereld in een volledig doorgerekende binnenruimte” (Kristalpaleis, 191).


Barsten in het kristalpaleis

Op den duur is dit natuurlijk een onhoudbare positie. Er is, zoals gezegd, geen planeet B. De kosmisch-consumentistische sprinkhanen-mentaliteit is ten diepste gebaseerd op een ideologische, want kapitalistische illusie: dat we van de aarde los kunnen komen of eigenlijk al los van de aarde zíjn. Dat geldt misschien voor astronaut-miljardairs, maar niet voor de overige 99,999 procent. We kunnen de aarde wel uitwonen, maar uiteindelijk slaat deze uitwoning terug op onszelf, uiteindelijk maakt dat ook onze eigen woonruimtes kapot. De wens om de kapitalistische binnenwereld met een glazen overkapping af te schermen van een vijandige buitenwereld – een buitenwereld die vervolgens straffeloos geexploiteerd en vervuild kan worden – deze voor de moderniteit constitutieve wens is extreem quichotisch. Zoals Don Quichot vocht tegen windmolens waarin hij reuzen zag, zo zijn wij verwikkeld in een gevecht met een planeet die wij zien als louter ‘buitenwereld’, aan gene zijde van onze comfortabele binnenwereld. Beide gevallen zijn vormen van waanzin.


Natuurlijk ziet ook Sloterdijk dat de kapitalistische “comfortbroeikas” ten koste gaat van het milieu. Het kapitalisme, zegt hij, “veronderstelt een belastbaar en voorlopig min of meer verwaarloosbaar buiten – niet in de laatste plaats de aardatmosfeer, die door bijna alle spelers als globale vuilstortplaats wordt gebruikt” (Sloterdijk 2006: 212). Maar door de escalerende klimaatcrisis is dit ‘buiten’ niet langer verwaarloosbaar. We kunnen wel broeikasgassen (primair CO2) in de buitenwereld blijven pompen, om onze binnenwereld van fossiele energie te voorzien, maar de daardoor veroorzaakte opwarming van de aarde zal uiteindelijk ook onze comfortabele binnenwereld binnendringen. Ook de Wageningse filosoof Vincent Blok, in zijn recente boek Van wereld naar aarde, ziet dit als een centrale les van de escalerende ecologische crisis: “Vroeger konden we afval externaliseren naar het milieu, maar vandaag de dag realiseren we ons dat elke externalisering van afval als een boemerang bij ons terugkeert.” (Blok 2022: 153) Externaliseren kan niet meer: door de klimaatcrisis is het buiten binnen geworden.


Natuurlijk moeten we dit breder trekken: het gaat niet alleen om het opwarmende effect van broeikasgassen, het gaat om álle goedkope arbeidskrachten, grondstoffen en plantaardige en dierlijke ‘middelen’ die we nodig hebben om onze consumentistische behoeften te bevredigen – met moderne slavernij, milieuvervuiling, bodemuitputting, ontbossing, overbevissing en dierenleed in de bio-industrie tot gevolg. De kapitalistische comfortbroeikas gaat letterlijk ten koste van het leven daarbuiten. Uiteindelijk slaat dit terug op de comfortbroeikas zelf, “als een boemerang” zoals Blok zegt.

Hierbij moet opgemerkt worden dat deze externalisering van de kosten van het kapitalisme uiteindelijk op twee manieren op onszelf terug slaat, ten eerste zoals gezegd in de vorm van een totaal ontwricht klimaat. Maar ook in de vorm van hordes klimaatvluchtelingen, die – net als de economische immigranten – naar binnen willen, naar de welvaart en veiligheid van het kristalpaleis. Naar schatting zullen er rond het jaar 2050 zo’n 250 miljoen mensen wereldwijd door klimaatverandering op drift zijn, een aantal dat bij verdere temperatuurstijging nog zal toenemen (McGuire 2022: 80). Dit zal een enorme migratiedruk opleveren voor de landen die het minst door klimaatverandering geraakt zullen worden. Met vooruitziende blik spreekt Sloterdijk al in 2004 van de “conflicten” die hierdoor zullen ontstaan: “Hiervan vormen de immigrantenstromen, die in de grote broeikas willen worden toegelaten, de milde voorboden.” (Sferen III, 561) Inmiddels begint het kristalpaleis aan alle kanten te kraken: overal zien we barsten in het glas schieten en horen we gerammel en gerinkel, aangezien miljarden mensen aan de buitenkant op de ramen staan te bonken.


Tot slot: van airco-paradox naar eco-systeem

Tegen de vernietigende gevolgen van op hol geslagen klimaatverandering en ecologische ineenstorting is geen enkele comfortbroeikas bestand. Het rijkere deel van de mensheid zou zich bijvoorbeeld met airconditioning tegen de steeds extremere hittegolven kunnen beschermen, maar uiteindelijk is dat niet vol te houden. Dit werd de zomer van 2022 duidelijk door wat de ‘airco-paradox’ is gaan heten: de extreme hittegolven die grote delen van Amerika, Europa en Azië teisterden, zorgden voor een run op airco’s, maar juist hun gigantische energieverbruik warmt de aarde nog verder op (zie Van Loon 2022). De airco-paradox illustreert als geen ander fenomeen dat de scheiding van (kapitalistische) binnenwereld en (natuurlijke) buitenwereld niet vol te houden is. De aarde is één geheel, waar wij als menselijke beschaving niet buiten staan. 


Dat is de ecologische les waar we stelselmatig blind voor blijven, maar die de escalerende klimaatcrisis met geweld aan ons opdringt – net zo lang tot we luisteren. Zoals het woord “ecologie” al aangeeft, is het ecosysteem van de aarde ons oorspronkelijke “thuis” (oikos in het Grieks, waar ons woord “eco-” etymologisch van afgeleid is; net zoals “economie” duidt op de wetten van de “huishoudkunde”). We moeten de menselijke binnenwerelden – van woningen, kantoren en winkelcentra tot aan vakantieresorts, natiestaten en wereldrijken – dan ook niet zien als op zichzelf staande en in zichzelf gesloten ruimtes, laat staan als ruimteschepen, maar als verschillende vertrekken binnen het ene en omvattende huis van de aarde. Het huis van de aarde telt vele kamers, zo kunnen we het Johannes-evangelie (14:2) parafraseren. Het ‘buiten’ van het aardse ecosysteem is de meest omvattende binnenruimte, het mondiale huis dat we moeten koesteren. Doen we dat niet, dan alleen op eigen risico.


We moeten, kortom, opnieuw leren om de aarde te bewonen, de aarde als oikos, ons meest omvattende huis. Wat dit betreft schuilt er ook een zekere hoop in het dubbelzinnige feit dat we “uitwonenden” zijn geworden. Want wie in de volksmond “uitwonend” heet, die staat nog niet definitief op eigen benen, diens navelstreng met thuis is nog niet definitief doorgesneden. Gesjeesde studenten kunnen altijd weer bij hun ouders gaan wonen, arbeidsmigranten kunnen altijd naar hun thuisland terugkeren, en ook handelsreizigers komen uiteindelijk weer thuis. Dat we uitwonenden op aarde zijn, betekent dan ook dat het nog niet te laat is. We kunnen nog op onze schreden terugkeren, om weer bewoners van de aarde te worden.


Gebruikte literatuur

– Blok, V. (2022) Van wereld naar aarde: Filosofische ecologie van een bedreigde planeet. Amsterdam: Boom.

– McGuire, B. (2022) Hothouse Earth: An Inhabitant’s Guide. London: Icon Books.

– Sloterdijk, P. (2006), Het kristalpaleis: Een filosofie van de globalisering. Boom/SUN, Amsterdam.

– Sloterdijk, P. (2007) Sferen I: Bellen & II: Globes. Amsterdam: Boom.

– Sloterdijk, P. (2009), Sferen III: Schuim. Boom, Amsterdam. – Van Loon, M. (2022), “De airco-paradox: we kunnen mensen niet koel houden zonder de planeet op te warmen”, Change Inc.: www.change.inc/energie/de-airco-paradox-we-kunnen-mensen-niet-koel-houden-zonder-de-planeet-op-te-warmen-38323






No comments:

Post a Comment