Buber en de bubbels


Toen in 2020 het fenomeen van het complotdenken voor het eerst breed doorbrak (aangejaagd door de coronacrisis, de “Great Reset” van het World Economic Forum en Trumps beschuldiging dat Biden de verkiezingen had gestolen), was dat voor mij – net als voor vele anderen – een grote schok. Hoe konden zoveel mensen geloof hechten aan theorieën die in mijn ogen evident absurd waren? Het drukte mij met de neus op het feit dat we allemaal – onherroepelijk – ons eigen, unieke perspectief op de werkelijkheid hebben. Wat voor mij vanzelfsprekend ‘de waarheid’ is, hoeft dat voor een ander blijkbaar niet te zijn: voor hem of haar is ‘mijn waarheid’ misschien een evidente leugen of illusie.


Natuurlijk, veel van de informatiebubbels waar we inzitten zijn te vermijden. Déze bubbels hebben te maken met traditionele vooroordelen, gebrekkig onderwijs, maatschappelijke klassenverschillen, partijdige kranten of algoritmes van sociale media die mensen uitsluitend “gepersonaliseerde feeds” voorschotelen. Dit soort bubbels zijn, door middel van kritisch onderzoek, open te breken. Maar er is ook een bubbel waar we onmogelijk uit kunnen stappen, de bubbel van ons eigen bewustzijn. Geen twee mensen zijn precies hetzelfde en daarom ervaart ieder mens de wereld op z’n eigen unieke manier. “De wereld is mijn waarneming”, zo kan ieder van ons stellen. Wordt er ergens een symfonie uitgevoerd, dan horen alle aanwezigen hun eigen versie. In feite klinken er dan net zoveel verschillende uitvoeringen als dat er mensen in het publiek en in het orkest zitten. Dé werkelijkheid kennen we niet; we kennen alleen onze beperkte waarneming ervan.


Niemand kan jouw positie, het standpunt van waaruit jij de wereld ervaart, innemen. Dat is alleen al fysiek onmogelijk, omdat niemand anders kan staan waar jij staat: jouw positie in ruimte en tijd is per definitie uniek. Ook in alle andere opzichten is jouw perspectief op de wereld uniek: niemand anders heeft jouw lichamelijke constitutie, heeft jouw karakter, heeft jouw voorkeuren en antipathieën, heeft jouw opvoeding gehad, heeft jouw maatschappelijke positie, heeft meegemaakt wat jij in de loop der jaren hebt meegemaakt. Daarom smaakt koffie voor jou zoals het voor niemand anders smaakt, zie jij een film zoals niemand anders die ziet, ervaar jij liefde en haat zoals niemand anders die emoties ervaart, heb jij bepaalde gevoelens en associaties bij zaken als familie, school, werk, relaties die niemand anders heeft. Daarom ervaart niemand de wereld zoals jij en bestaat die ervaringswereld alleen voor jou. 


En toch – en dat is een groot filosofisch raadsel – leven we allemaal samen in dezelfde wereld: we komen elkaar tegen op straat, in de winkel, op het werk, de sportclub, in de Tweede Kamer. We leven op dezelfde planeet en worden geconfronteerd met dezelfde maatschappelijke problemen, zoals oorlog, inflatie, armoede, klimaatverandering – problemen die we alleen samen kunnen oplossen. Maar dat kunnen we alleen als we het ook eens zijn óver die gedeelde wereld. Als iedereen gevangen blijft in z’n eigen privé-bewustzijn, levend in z’n eigen privé-wereld, dan kunnen we het democratische proces van collectieve probleemoplossing wel op onze buik schrijven. Enerzijds kan ik niet buiten mijn bewustzijnsbubbel stappen: de wereld blijft altijd míjn waarneming ervan. Anderzijds echter moet ik die schijnbaar onmogelijk sprong toch wagen als ik met anderen wil samenleven – ja, in zekere zin heb ik die sprong altijd al gewaagd, aangezien ik mijzelf ín de wereld aantref, een wereld die ik met anderen deel. “De wereld zit in mijn hoofd, maar mijn lichaam zit in de wereld”, zo formuleerde de Amerikaanse schrijver Paul Auster deze paradox.


Uiteindelijk is het deze paradoxale situatie, deze condition humaine, die het gelijk van Buber laat zien, d.w.z de onvermijdelijkheid van de dialogische zijnswijze. Omdat we onmogelijk buiten onze individuele bewustzijnsbubbel kunnen stappen, kunnen we niet anders dan onze principiële feilbaarheid toegeven. Op deze fundamentele onzekerheid is de even fundamentele noodzaak van de dialoog gefundeerd. We kunnen niet anders dan erkennen dat de ander evenveel – of even weinig – recht heeft om de waarheid te claimen als wij. Toegegeven, de verleiding is soms groot om onszelf dogmatisch af te sluiten voor anderen en ons wereldbeeld superieur te wanen, alsof wij ‘dé Waarheid’ in pacht zouden hebben. Zeker als ‘de tegenpartij’ evidente onzin uitkraamt. Maar vroeg of laat lopen we dan tegen de lamp: de werkelijkheid zal altijd nét een beetje (of een beetje veel) anders zijn dan we dachten. We blijven altijd beperkte, unieke individuen, met beperkte, unieke bewustzijnsbubbels. Dé Waarheid ontglipt ons principieel. De enige manier om de beperktheid van ons eigen perspectief te overwinnen, is daarom door de confrontatie met andere perspectieven aan te gaan, door ons kwetsbaar op te stellen en dialogisch open te staan voor anderen. En is dat uiteindelijk niet wat een samenleving is? Een bonte verzameling van verschillende bewustzijnsbubbels, die alleen door onderlinge dialoog tot de waarheid kunnen komen? 


Zonder deze dialoog zijn we niets meer dan “idioten” – in de oorspronkelijke betekenis van het oud-Griekse woord “idiōtēs”, dat zoiets als “privé-persoon” betekent, d.w.z. iemand die buiten de samenleving staat, iemand die niet deelneemt aan “het gesprek dat wij zijn” (Gadamer) en die als zodanig opgesloten blijft in zijn privé-bewustzijnsbubbel. De Griekse filosoof Socrates, de leraar van Plato, was volgens het orakel van Delphi “de meest wijze van alle Grieken”, juist omdat zijn persoonlijke motto luidde: “Het enige dat ik weet is dat ik niets zeker weet.” Daarom bestond Socrates’ filosofische activiteit volledig uit het voeren van gesprekken met anderen. Deze dialogische oorsprong van de Griekse filosofie klinkt – bemiddeld door de Joodse dialoog met God – luid en duidelijk door in Bubers dialogische filosofie.  


Niemand kan in het hoofd van een ander kijken, niemand kan voelen wat een ander voelt. Wat er precies in de ander omgaat, we weten het niet, en dat is precies het Mysterie van de Ander. In die zin zegt Levinas treffend, een Buberiaans inzicht verwoordend: “Een mens ontmoeten betekent door een mysterie wakker gehouden worden.” Dit ondoorgrondelijke Mysterie van de Ander is een van de betekenissen van wat Buber het “Eeuwige Jij” noemde: datgene wat ons steeds weer uitdaagt, uit onze tent lokt en verleidt tot de kwetsbare openheid van de dialogische zijnswijze.






No comments:

Post a Comment